In de jaren zestig worden in Utrecht veel opdrachten voor kunst in de openbare ruimte verstrekt aan Nederlandse, vaak lokale kunstenaars. Het accent ligt op figuratieve kunst, en menige opdracht dient ter ondersteuning van de werkpraktijk van (jonge) kunstenaars. Het grote aantal nieuwbouwprojecten tijdens de wederopbouw biedt daartoe veel mogelijkheden.
Het beleid verandert onder prof.dr.Th.M. Scholten, sinds 1973 voorzitter van de Adviescommissie voor Beeldende Kunst. De ondersteuning van lokale kunstenaars wordt vervangen door een meer artistiek inhoudelijke aanpak die gericht is op kwaliteit en het aanleggen van een gevarieerde collectie. Er komt meer aandacht voor abstracte kunst en naast werk van Nederlandse bodem wordt ook werk van buitenlandse kunstenaars aangekocht, mits van ‘uitzonderlijke kwaliteit’.
De aankoop van het abstracte beeld Jupiter van de Franse beeldhouwer Jacques Lignier moet in dit licht worden bezien. Lignier is autodidact. Aanvankelijk werkt hij als fotograaf en decorateur in Parijs. In 1950 verhuist hij naar het Zuidfranse Vallauris. Vanaf dat moment legt hij zich toe op het maken van keramische plastieken. Van Lignier is relatief weinig werk bekend. Maar de commissie ziet op een tentoonstelling in Parijs een kleine sculptuur van zijn hand. Aan de kunstenaar wordt gevraagd die uit te vergroten in brons. Uiteindelijk is gekozen voor het goedkopere geelkoper (messing). De commissie vindt in de ruim opgezette wijk Overvecht, met zijn lange rechte rijbanen en brede groenstroken, een geschikte locatie voor het beeld. In juni 1977 wordt het werk in bijzijn van burgemeester Vonhoff onthuld. Lignier is erg verguld met de plaatsing van zijn werk in Utrecht. Het is zijn enige werk in Nederland.